10/04/2019

Mobiliteitsbudget

In onze newsletter van mei 2018 werd de mobiliteitsvergoeding toegelicht die de werknemer toelaat om zijn bedrijfswagen in te ruilen voor geld. In het Belgisch Staatsblad van 29 maart 2019 verscheen een wet die een wijziging aanbrengt aan deze mobiliteitsvergoeding.

Daarnaast verscheen eveneens op 29 maart de wet die het bredere mobiliteitsbudget invoert vanaf 1 maart 2019. We bespreken het nieuwe concept van het budget en de wijzigingen aan de vergoeding in deze nieuwsbrief.

Het mobiliteitsbudget

Wat is het?

Het mobiliteitsbudget is de mogelijkheid die de werkgever aan de werknemer biedt om zijn bedrijfswagen of zijn recht op een bedrijfswagen in te ruilen voor een budget. De werknemer mag dat budget vrij besteden in 3 pijlers, rekening houdend met het aanbod dat de werkgever voorziet in die pijlers.

Ben ik als werkgever verplicht om dit toe te staan aan mijn werknemers?

Nee. Het principe blijft dat de werkgever de vrije keuze heeft om het mobiliteitsbudget al dan niet in te voeren.

Wel moet hij al gedurende 36 maanden voorafgaand aan het budget ononderbroken bedrijfswagens hebben aangeboden. Voor startende werkgevers geldt deze voorwaarde niet. Wel moeten zij op het ogenblik van de invoering van het mobiliteitsbudget minstens één bedrijfswagen ter beschikking stellen van minstens één werknemer.

De werknemer is vrij om al dan niet op het aanbod van de werkgever in te gaan. Hij moet wel gedurende een bepaalde periode een bedrijfswagen ter beschikking gehad hebben of ervoor in aanmerking komen:

  • Minimum 3 maanden onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag
  • Minimum 12 maanden tijdens de 36 maanden voorafgaand aan de aanvraag.

Of een werknemer al dan niet in aanmerking komt voor een bedrijfswagen moet afgeleid worden uit het bedrijfswagenbeleid van de werkgever (bv. een policy over de bedrijfswagens).

De minimumtermijn van 36 maanden geldt niet als de werknemer in dienst is bij een startende werkgever. De wachttermijnen van 3 en 12 maanden gelden wel. Bij nieuwe aanwervingen na 1 maart 2019 zijn de wachttermijnen van 3 en 12 maanden niet van toepassing als de werknemer een functie gaat uitoefenen waarbij hij recht heeft op een bedrijfswagen.

Hoe wordt dit budget bepaald?

De invoering van een mobiliteitsbudget mag geen extra kosten opleveren voor de werkgever.

Het budget dat beschikbaar zal zijn voor de werknemer komt overeen met de reële jaarlijkse werkgeverskost van de bedrijfswagen die men inruilt. Dit is niet alleen de jaarlijkse bruto kostprijs van de ingeleverde bedrijfswagen of de bedrijfswagen waarvoor de werknemer in aanmerking komt, maar omvat ook de fiscale en parafiscale lasten, de brandstofkosten, de solidariteitsbijdrage, verzekeringen, … , met andere woorden de “Total Cost of Ownership (TCO)”.

Het budget zal dus voor iedere werknemer anders zijn, in functie van de wagen die wordt ingeruild en het brandstofverbruik van de werknemer.

Voor de werknemers die geen bedrijfswagen hebben maar er wel voor in aanmerking komen, wordt het budget bepaald op basis van de bedrijfswagen die de werknemer zou gekozen hebben of op basis van de referentiewagen die geldt voor de functiecategorie waartoe de werknemer behoort.

Wat kan de werknemer met dit budget allemaal doen?

De werknemer kan zijn bedrijfswagen inruilen voor:

  1. Pijler 1: een milieuvriendelijkere wagen. Dit zijn elektrische wagens of wagens die een maximum CO2-uitstoot hebben van 105 gr/km (waarde voor 2019; wordt verlaagd naar 100 gr/km in 2020 en 95 gr/km in 2021). Voor oplaadbare hybride wagens moet de energiecapaciteit van de elektrische batterij minstens gelijk zijn aan 0,5 kWh per 100 kg wagengewicht. Deze wagen ondergaat dezelfde fiscale en sociale behandeling als een klassieke bedrijfswagen.
  2. Pijler 2: duurzame vervoersmiddelen en diensten zoals (elektrische) fietsen, steps, abonnementen en tickets voor openbaar vervoer, collectief vervoer of een deeloplossing, … Deze pijler is vrijgesteld van sociale en fiscale lasten. Het is de werkgever die bepaalt welke diensten en vervoersmiddelen hij in deze pijler onderbrengt.
  3. Pijler 3: restsaldo in cash. Wanneer er op het einde van het jaar nog geld over is, wordt dat in één keer uitbetaald, ten laatste samen met het loon van januari van het daaropvolgende jaar (dus voor de eerste keer in januari 2020). Dit bedrag is onderworpen aan een bijzondere werknemersbijdrage van 38,07%. De werkgever betaalt geen sociale zekerheidsbijdrage op dit saldo.

Hoe kan de werkgever dit mobiliteitsbudget invoeren?

Dat kan op dezelfde manier als de invoering van bedrijfswagens binnen de onderneming, dus via een collectieve arbeidsovereenkomst, een policy, of een individuele overeenkomst.

Van zodra de werknemer schriftelijk aan de werkgever vraagt om te kunnen genieten van het mobiliteitsbudget en de werkgever zijn toestemming hiervoor heeft gegeven, moet er een overeenkomst worden opgemaakt tussen werkgever en werknemer. Deze overeenkomst moet vóór de eerste toekenning van het mobiliteitsbudget worden gesloten, dient enkele verplichte vermeldingen te bevatten en wordt beschouwd als een sociaal document.

Wijzigingen aan de mobiliteitsvergoeding

Vanaf 1 januari 2018 kan de werknemer die in het bezit is van een bedrijfswagen, deze inruilen voor een maandelijkse vergoeding. Vanaf 1 maart 2019 is het ook mogelijk om deze mobiliteitsvergoeding toe te kennen wanneer de werknemer niet daadwerkelijk beschikt over deze bedrijfswagen, maar er wel voor in aanmerking komt.

 

 





Op de hoogte blijven van al ons nieuws? Schrijf u in voor onze nieuwsbrief:

Voornaam (*) Naam (*) E-mail (*)